Er was eens een pen die nog nooit iets had opgeschreven. Hij lag in de winkel en mocht niks opschrijven. De meeste vrienden van hem deden dat stiekem, maar hij was bang dat iemand het zou zien. De pen was heel ziek (dat wordt een pen als hij niks opschrijft). De pen was koud en rillerig, daarom wou niemand hem kopen. Na een paar maanden was de pen zo ziek dat hij niks meer kon opschrijven. Een week later was hij ongeveer dood, maar toen kwam er een man in de winkel werken die veel meer van pennen wist. De pen kreeg een dekentje en medicijn van de nieuwe man, de pen werd snel beter. De pen kon nu weer prima schrijven (dat mocht ook van de nieuwe man). De pen werd al heel snel gekocht, eindelijk in een huis zoals alle andere pennen. |
Maar degene die de pen had gekocht, had verkeerde bedoelingen met de pen. Hij gooide de vulling van de pen weg en hij deed de pen in een heel klein kooitje. Maar de man had er niet aan gedacht dat de pen heel dun was en door de tralies kon. De pen moest op zoek gaan naar een vulling, daarvoor moest de pen naar de stad. Naar de stad was 20 km en de pen kon nog niet eens 1 km lopen. De pen had een machine nodig die door mensen was bedacht, zoals een auto bijvoorbeeld. Maar de pen moest eerst uit het huis komen van de man die hem had gekocht. Die man kwam net aangelopen, de pen wrong zich weer door de tralies en deed alsof hij niet uit het kooitje was geweest. De man pakte het kooitje en liep naar het water. De pen was bang voor water en hij had het gevoel dat de man hem daarin wilde gooien. De pen wrong zich weer door de tralies en hij rende weg. De pen was nu weg van de man, maar nu moest hij nog een vulling. |
De pen rende over de stoep op zoek naar een auto. De pen kwam bij een autoweg, hij probeerde op rijdende auto’s te springen (hij hoopte dat de auto’s de goede kant op gingen), maar de auto’s gingen te hard. De pen begon al ziek te worden (hij had al een hele tijd niks opgeschreven). Toen zag de pen een stilstaande auto waar mensen instapten, de pen rende erheen en klom op de auto. De mensen zagen de pen, hee dat is toevallig we hadden net een pen nodig, zij één van de mensen. De mensen namen de pen mee naar hun huis, laten we de pen meteen uitproberen zij één van de mensen. Hij doet het niet, dat dacht ik al, ik doe hem in de prullenbak. De pen spartelde toen de man de pen in de prullenbak deed maar het hielp niet. Toen de pen in de prullenbak zat kon hij er niet makkelijk uit, de prullenbak was erg diep. Het zou nog wel een paar weken duren voor de afval zo ver gegroeid was dat de pen uit de prullenbak kon. |
Na een tijd was de pen bewusteloos, zo lang had de pen niks opgeschreven. Toen de pen wakker werd lag hij nog steeds in de prullenbak en hij was bijna dood. Er lag allemaal vuil op de pen, onder andere een vulling! Degene die de vulling had weggegooid had niet gezien (of vond het niet erg) dat er nog een klein beetje in zat. De pen deed de vulling in zijn buik en schreef een beetje (de pen deed zuinig met de vulling) op een propje papier, dat in de prullenbak lag. De pen werd al snel weer beter. Toen de vulling op was, was het vuil in de prullenbak zo ver gegroeid, dat de pen uit de prullenbak kon. De pen klom op de tafel en rende naar de deur. Maar toen de pen in de keuken was, hoorde hij voetstappen. De pen verstopte zich achter een pan en wachtte tot de man weg was, maar hij ging niet weg. De man zei dat hij het gas ging aansteken. De pen wist niet goed wat dat was, maar wel dat het met vuur te maken had. Opeens zag de pen dat de man een stokje met vuur aan de voorkant in de richting van hem deed (de pen zat vlakbij het fornuis)! De pen rende weg. Toen zag de man hem en de man schrok zich een driedubbel hoedje (de meeste mensen weten niet dat pennen leven). Van schrik liet de man de lucifer vallen, de vloer was van hout dus vloog het in brand. De brand klom in de richting van de pen. De pen keek om zich heen en zag een raam. Maar het raam was te hoog. De pen duwde de pan naar het raam en klom erop. Nog een paar seconden en het vuur zou bij de pan zijn. De pen klom zo snel mogelijk door het raam. Hij was voor de tweede keer op straat zonder vulling. |
Toen de pen op straat kwam zag hij allemaal mensen, hij verstopte zich onder een auto, zodat ze hem niet zagen en hem niet weer zouden meenemen. Toen zag hij mensen in de auto naast zich instappen, hij wachtte tot de mensen in de auto zaten, rende erheen en klom erop. Hij was net op tijd want meteen daarna viel de pen om door het plotselinge wegrazen van de auto. De pen vond het ritje in de auto helemaal niet prettig, in zijn fantasie was een ritje in de auto heel rustig geweest, maar het viel erg tegen. Opeens zag de pen de pennenwinkel naast zich, de pen klom door een open raampje van de auto naar binnen en ging op zoek naar de remknop. De pen keek wel uit dat de mensen hem niet zagen. De pen probeerde alle knoppen uit, al vrij snel had de pen de remknop gevonden. Toen de pen eindelijk weer op straat stond, was hij doodmoe en misselijk van de autorit. Voordat hij naar de pennenwinkel ging, ging hij eerst even rustig liggen. Toen hij wakker werd lag hij in een heel klein kooitje. Hij herkende het kooitje meteen, hij herkende zelfs de tafel waar het kooitje op stond. Hij was in het huis van de slechte man, die hem een paar dagen geleden had gekocht en de vulling had afgepakt. ‘s Nachts probeerde de pen wakker te blijven, om op te letten of de man kwam, maar dat lukte niet. De pen werd wakker, doordat hij zich verslikte. Hij was op de bodem van een meer. Zijn gezicht zat onder de blauwe plekken en hij kon geen adem halen. Maar gelukkig dreef hij naar boven. Opeens zag hij een enorme baksteen op zich af komen, de baksteen sloeg hem weer naar beneden. Toen begreep hij hoe hij aan die blauwe plekken kwam. De pen dreef weer naar boven en zag weer een baksteen op zich af komen. Maar deze keer miste de baksteen, de pen keek waar de baksteen vandaan kwam en zag de meneer die hem in het kooitje had gestopt.
tot hier is het geschreven in: 2003
De pen probeerde naar de kant te zwemmen, maar merkte al snel dat dat bijna onmogelijk was omdat hij elke keer weer naar achteren werd gegooid door de bakstenen. Hij probeerde iets anders: hij zwom naar de bodem, pakte een paar steentjes, zwom weer naar boven en begon de man te bekogelen. De man lachte en zei: denk je echt dat ik last heb van dat soort kleine steentjes? De man gooide nog een baksteen, hij miste de pen maar raakte blijkbaar iemand anders want iemand in het water riep: AUW! Direct daarna kwam er een woedende en enorme haai naar boven zwemmen. Wie heeft die baksteen gegooit, schreeuwde hij, jij zeker he? zei hij tegen de pen. N-n-nee d-dat heeft die m-m-man daar gedaan, stotterde de pen. Welke man, ik zie helemaal geen man! zei de haai. De pen keek ook, en zag dat de man inderdaad verdwenen was, waarschijnlijk wilde hij geen ruzie met de haai. Nou, heb je nog meer smoesjes voor ik je ga opeten, zei de haai. De pen wist dat het geen zin had om duidelijk te maken aan de haai dat het geen smoesje was, hij bedacht een andere manier om van de haai af te komen: hij had nog wat steentjes over die hij tegen de man had gebruikt. Hij pakte de steentjes en gooide ze in de ogen van de haai, die deed net te laat zijn ogen dicht en kon dus even niks zien. De pen zwom naar de kant en rende weg. Hij was ontsnapt, maar had nog steeds geen vulling.
dit is geschreven in: 2005
De pen liep over straat, maar werd ineens opgepakt door de slechte man. Hebbes haha! Hij stopte de pen in het kooitje en zette het kooitje niet op tafel, maar in een grote emmer met water. Het kooitje kwam helemaal onder water te staan. Hij paste gelukkig nog steeds tussen de tralies door, hij zwom naar boven en klom uit de emmer. De man zag het en rende achter de pen aan, de pen liep naar de achterdeur en kroop er onder door. De man liep ook naar de deur en zwaaide hem open, de deur kwam hard tegen de pen aan, hij vloog een stuk door de lucht en kwam een eind verder weer op de grond terecht. Opeens pakte iemand hem van achteren op. De pen keek wie het was, het was de vriendelijke man uit de winkel. De pen kreeg een vulling en hij wilde net gaan vertellen over wat hij allemaal had meegemaakt toen de slechte man eraan kwam rennen, de pen uit de handen van de vriendelijke man griste en hem in een nieuw kooitje stopte. Dat nieuwe kooitje was helemaal dicht, de pen kon helemaal niks zien. Hij hoorde wel een stem: hoi. Hoi zei de pen terug wie ben jij? Ik ben een potloot zonder naam, en ik ben hier om jou te vergiftigen, maar daar heb ik niet echt zin in, ik wil veel liever ontsnappen, zei het potlood. Ik heb net geprobeerd om die vervelende man te vergiftigen met een van mijn spuitjes maar hij trok zijn hand veel te snel weg, zei het potlood, het kan nog wel even duren voor ik weer zo'n kans krijg. Het potlood vertelde hele verhalen over eerdere kansen om te ontsnappen, zijn voorgangers die er wel plezier in hadden om te vergiftigen, en de puntenslijper die hij nodig had om te overleven. Het potlood werd gestoord in zijn verhaal door de slechte man die schreeuwde: blijf van me af, ik heb hem eerlijk van jou gekocht!
dit is geschreven in: 2006
Wordt vervolgd ???